Ferdinand Maria Vossius (1568-1625), Bredase turfkoopman, zag tijdens de Nederlandse Opstand, door de onrust en Spaanse taxatie zijn inkomen dalen. Door de oorlog hadden de omliggende steden en dorpen al weinig te makken en nadat Generaal van Houtepen Breda had veroverd, werd het meeste van zijn waar ook nog eens ingenomen door de Zuidelijke troepen.
Wanneer Vossius met zijn scheepje het kasteel binnen kwam varen, lieten de dronken huurlingen hem soms wel twee dagen wachten voordat ze hem hielpen met lossen. Het werk waar hij altijd van had gehouden, ging de laatste tijd sterk in kwaliteit achteruit.
Vele slapeloze nachten sprak Vossius samen met zijn neef en collega Adriaan van Bergen over het probleem, zij zochten naar een oplossing. Breda was een belangrijke stad, het was al jaren een doorn in het oog voor de Republiek der Nederlanden dat het Spaanse leger haar onder leiding van de Heer van Houtepen kon bezetten. Toen Van Bergen met het idee van zijn neef om de stad te heroveren op de proppen kwam, sprong prins Maurits een gat in de lucht. De bevelhebber nam het op het Trojaanse paard gebaseerde plan met beide handen aan. De voorbereidingen werden in gang gezet.
Vossius zou met een tiental soldaten in zijn turfscheepje richting Breda varen terwijl een veldmacht van tienduizend man zich buiten de stadsmuren zou legeren. Van Bergen zou Vossius vervolgens het kasteel binnenloodsen, zodat de soldaten de poorten tot de stad voor het Hollandse leger konden openen. De Spanjaarden zouden niets zien aankomen.
En, zoals gepland, zo geschiedde het: Breda werd bevrijd en verdreven werden de Spanjaarden. Vierendertig jaar genoot de stad van vrede en Vossius van welvaart. Jaarlijks werden hij, Van Bergen en hun schip vereerd als de helden die alles mogelijk hadden gemaakt. De zaken gingen zelfs zo goed, dat Vossius uiteindelijk in 1601 een herberg kon kopen, waar soldaten en officieren konden overnachten. Overdag zong Vossius door de straten de drinkersliedjes:
Water doet de palen rotten,
Die het drinken zijn maar zotten!
Het drinken leert de mens het eerst,
Veel later pas het eten,
Dies zal de mens van rappen geest
Het drinken niet vergeten.
Vossius stierf in 1625, tijdens het beleg van Breda. Echter deed dit nachtverblijf ruim 330 jaar als zodanig dienst. Het was hèt centrale punt voor alle feesten in de stad, vele zielen hebben hier hun troost en nachtrust kunnen vinden. Het was altijd Voske’s tijd. Nergens was, is en blijft men zo gastvrij als hier.
In 1931 was het tijd voor vernieuwing dus veranderde de herberg in een café dat de nalatenschap van de Bredase held in ere hield, met de naam Het Voske. De nieuwe kroeg behield bovendien het motto van de weledele turfkoopman:
Komt en hebt goed schik.
Drinkt naar uw begeren.
Al is de beurs niet dik,
Gij kunt er hier naar teren.
–1601 Ferdinand Maria Vossius